Het getal der Militairen welke zich in de Hospitalen bevinden bestaat uit omtrent 7000; van dewelke dagelijks tusschen de 50 en 100 sterven…’. Bagelaar had het er dus levend vanaf gebracht, maar Antonius van Deursen, geboren op 8 oktober 1792 te Breugel op het Keske, had minder geluk. Op 10 juli 1813 had hij nog een brief uit Hamburg naar huis gestuurd, maar daarna werd nooit meer iets van hem vernomen. En zo waren er in de periode 1813-1814 nog vier jongemannen uit Breugel en vijf uit Son die nooit meer terugkeerden van Napoleons veldtochten.
Terug in Nederland verzocht Bagelaar de vorst in een brief weer in zijn rang bij de Jagers te mogen worden ingedeeld. Hij schreef verder dat hij zijn hele uitrusting had moeten achterlaten en dat hij nog zes maanden gage te goed had. Of hij a.u.b. een schadevergoeding kon krijgen. Of dit laatste gebeurd is, is niet bekend. Wel kwam hij weer als kapitein bij de Jagers. Overigens werden bijna alle militairen in Franse dienst weer probleemloos opgenomen in het Nederlandse leger. Ook bestuurders, zoals burgemeesters, die een paar maanden eerder Napoleon nog hadden toegejuicht, konden op het pluche blijven zitten. Een bijltjesdag zoals na de Tweede Wereldoorlog bleef uit.