Dat zijn werk op prijs werd gesteld, blijkt onder meer uit de prijzen die hij in de loop der jaren had gewonnen. In 1816 kreeg hij tien dukaten van de Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel in Haarlem voor zijn idee om op een nieuwe manier prenttekeningen te maken. Hij stuurde zijn idee in onder het motto Aan Toeval is men vele ontdekkingen verschuldigd. Aangemoedigd door dit succes stuurde Bagelaar een monster drukzwart van eigen makelij naar de maatschappij. Ditmaal onder het motto De Luyaard zijn dagen gaan heen als de schaduw eener wolke en hij laat geene voetstappen van zijn gedachtenis. Helaas kreeg Bagelaar dit keer geen prijs uitgeloofd omdat hij bij zijn eerste inzending zijn prenttekeningen al met zijn door hemzelf uitgevonden drukinkt had vervaardigd. Wel kreeg Bagelaar voor zijn twee inzendingen de zilveren erepenning van de maatschappij. Bovendien werden in 1817 beide ideeën in boekvorm uitgegeven. In 1822 behaalde Bagelaar nogmaals een prijs van 10 dukaten bij dezelfde maatschappij voor een aantal etsen ingestuurd onder het motto Aude Aliquid (Waag iets).
Hoewel uit het eerste citaat blijkt dat Bagelaar zich weldegelijk bewust was van de gevaren van het werken met chemische stoffen, heeft hij op die fatale dag 8 februari 1837 bij het nemen van proeven wellicht een fout gemaakt. En was er dus helemaal geen sprake van moord maar van een ongeval. En waren er twee vrouwen bijna onschuldig veroordeeld. We zullen het nooit weten.